Dyslexieprotocol

Vooraf…
Dit protocol geeft u informatie over de wijze waarop wij vroegtijdig ernstige leesproblemen willen onderkennen en aanpakken. De winst van dit stappenplan is dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van afspraken en handelingen zodat er efficiënt en effectief (samen-)gewerkt kan worden. We hopen u hiermee voldoende in te lichten. Als de observatie- en toetsgegevens daar aanleiding toe geven, zullen we u op de hoogte houden van de hulp die wij geven en u, indien nodig, vragen de hulp uit te breiden naar de thuissituatie.
 
  1. Begripsbepaling
 
Wat is dyslexie?
We nemen de volgende officiële definitie van dyslexie over:
 
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau.
(Bron: Stichting Dyslexie Nederland  2008)
 
Afbakening
Een kind dat in groep drie begint met het leesonderwijs leert de letters van het alfabet. Kinderen leren vormen herkennen als verschillende letters en kunnen die letters vervolgens koppelen aan klanken. Dit wordt het technisch leesproces genoemd. Bij de meeste kinderen verloopt het technisch leesproces op een vloeiende manier en komt het kind vlot tot het automatiseren van de letters en klanken en leert zelfstandig lezen.
 
Ongeveer tien procent van de leerlingen in groep drie heeft te maken met een lees- en/of spellingprobleem. Daar kunnen verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen. Moeite hebben met lezen en/of schrijven hoeft niet te betekenen dat er sprake is van dyslexie. Bij de meeste kinderen met lees- en/of spellingproblemen zal intensieve en systematische begeleiding leiden tot verbetering van de lees- en/of spellingvaardigheid.
 
Bij kinderen met dyslexie is het lees- en/of spellingprobleem hardnekkig. Dat wil zeggen, dat extra, intensieve hulp nauwelijks leidt tot verbetering van de lees- en/of spellingvaardigheid. Deze kinderen horen bij herhaling tot de zwakste 10% op landelijk genormeerde toetsen.
 
Dyslexie is een stoornis in het technisch leren lezen en/of spellen (woorden correct schrijven). Het is geen stoornis in het begrijpend lezen. Het begrijpend lezen kan wel worden belemmerd als het technisch lezen onevenredig veel aandacht en energie vraagt, zoals bij een kind met dyslexie het geval is. De meeste kinderen met dyslexie leren uiteindelijk wel lezen, maar ze blijven dat trager doen,  moeten er meer energie in steken en zijn sneller afgeleid dan de gemiddelde lezer.
De teken- klankkoppeling (evenals de klank- tekenkoppeling) komt heel moeizaam op gang. De aangeleerde  teken- klankkoppeling (klankcode) wordt onvolledig of incorrect in de hersenen verwerkt en minder goed in het geheugen opgeslagen (een fonologisch verwerkingsprobleem) . Kinderen met dyslexie kunnen wel klanken (fonemen) verwerken, maar de koppeling met de letters maken ze minder goed.
 
Dyslexie is beslist geen:
  • luiheid van kinderen
  • gebrek aan intelligentie
  • modeziekte
  • speciale gave (al kunnen kinderen met dyslexie- net als andere kinderen- uiteraard wel speciale begaafdheden hebben op een ander gebied).
 
Sommige leerlingen lijken alleen moeite te hebben met het hardop lezen, maar kunnen eenvoudige teksten vrij probleemloos stillezen en begrijpen. Andere leerlingen kunnen leesproblemen goed compenseren, maar hebben grote moeite met de spelling. Dit heeft uiteraard consequenties voor de hulp die nodig is. Soms hebben leerlingen ook problemen met het onthouden van talige instructie. Het  komt relatief vaak voor dat zij grote moeite hebben met het structureren van hun werk. Dyslexie kan ook voorkomen in combinatie met andere stoornissen, zoals dyscalculie, ADHD, ernstige spraak- taalstoornissen en aan-autisme- verwante stoornissen.
 
In het protocol gaan we op basis van deze stellingname ervan uit, dat een leerling dyslectisch is wanneer hij op tenminste drie opeenvolgende meetmomenten een E-score haalt op de DMT en/of een E-score op de Schaal Vorderingen Spellingvaardigheid (achterstand), ondanks extra begeleiding op school (didactische resistentie).
 
Uitgangspunt van dit protocol is, dat de begeleiding van leerlingen met lees- en/of spellingproblemen altijd een uitbreiding is van de lees- en spellinglessen. De leerling krijgt extra instructie voor bepaalde vaardigheden die hij nog niet (goed) beheerst. Er is veel tijd voor de begeleide inoefening van nieuwe vaardigheden.
 
  1. Continuüm van zorg
 
Na uiteengezet te hebben wat wij onder dyslexie verstaan, gaan we nu in op de vraag op welke wijze we dyslexie signaleren en vaststellen.
De structuur van onze leerlingenzorg is opgebouwd zoals is afgesproken door scholen van het Samenwerkingsverband (WSNS) en staat vermeld en beschreven in de schoolgids Hier wordt volstaan met het noemen van de 5 niveaus:
  1. dagelijkse zorg in de groep
  2. extra zorg in de groep
  3. extra zorg in en buiten de groep na onderzoek of bespreking
  4. externe hulp (b.v. door ambulante begeleider)
  5. verwijzing naar school voor speciaal basisonderwijs
  
Het begrip continuüm wil in dit verband zeggen dat er sprake is van zorg die verschillende fasen kent: variërend van beperkte tot intensieve zorg. Er is sprake van een doorlopend proces van aandacht en begeleiding. Dit continuüm van zorg kent vijf fasen:
 
  1. Onderkenning van lees-/spellingproblemen, overleg met ouders
  2. Intensivering van de geboden hulp op school, overleg met ouders
  3. Vaststelling van didactische resistentie
  4. Consultatie van een extern deskundige & overleg met  ouders
  5. Verdere begeleiding en coaching
 
Vooraf: De basis van hulp aan kinderen met lees- en spellingproblemen is gelegen in goed onderwijs. De kwaliteit van de instructie is mede bepalend voor het voorkomen van leesproblemen. Onze leerkrachten zijn bekend met de principes van het directe- instructiemodel en kunnen de aard van het leesproblemen vaststellen en gerichte hulp geven. In groep 1&2 werken we aan de hand van de leerlijn 'Taal' (tussendoelen ontluikende geletterdheid) en hanteren we screeningslijsten om mogelijke risico's in de taalverwerving te onderkennen. Met name in groep 2 wordt gewerkt aan de leesvoorwaarden zoals het kunnen onderscheiden van klanken en het nazeggen van zinnen.  
In groep 3 wordt het taal- en leesonderwijs gegeven aan de hand van de methode 'Lijn Drie'. Op grond van de resultaten wordt gedifferentieerd gewerkt. Het leesonderwijs is naar drie niveaus ingedeeld.  In de groepen 4 tot en met 8 gebruiken we 'Leesparade', een methode voor voortgezet technisch lezen, woordenschat en begrijpend lezen. Voor specifieke hulp gaan we uit van de cognitieve benadering: kinderen bewust maken van het waarom en hoe van de hulp. Daarvoor gebruiken we o.a.:
  • map Speciale Leesbegeleiding - PRAVOO
  • Estafette Lezen - Zwijssen
  • Leessleutelorthotheek en - orthomap - Malmberg
  • Ralfi-methode.
 
 
 
    2.1    Onderkenning van lees-/spellingproblemen
Op grond van de observaties in groep 1 en 2 aan de hand van de leerlijnen; onderdeel geheugen, taalontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling, en de lees- en spellingtoetsen in de groepen 3 t/m 8 wordt de lees- en spellingontwikkeling geregistreerd. Deze informatie is terug te vinden in Parnassys, het leerlingvolgsysteem dat wij gebruiken om resultaten, hulp en evaluaties op te slaan.
De leerkracht is de eerst aangewezen persoon om risico's t.a.v. de leesontwikkeling en stagnatie van het leesproces te signaleren. Hij/zij is tevens degene bij wie ouders moeten zijn als zij zich zorgen maken over de taalontwikkeling van hun kind. Daarnaast heeft de interne begeleider inzage in alle resultaten van het leerlingvolgsysteem. De opbrengsten van de toetsen worden periodiek tijdens een collegiale consultatie besproken. 
 
    2.2    Intensivering van de geboden hulp op school
Wanneer er in groep 1 gemerkt wordt dat de leerling achterblijft bij de gestelde doelen van de ontluikende geletterdheid, zal de leerkracht besluiten meer aandacht te schenken aan de (functionaliteit van de) geschreven taal.
In groep 2 wordt gerichter gekeken naar de voorwaarden om tot lezen te komen zoals het kunnen onderscheiden van klanken, het kunnen rijmen en het verschil kunnen zien tussen tekens. Deze vaardigheden zullen in eerste instantie in de groep extra geoefend worden. Daarnaast kan de leerkracht in overleg met de interne begeleider de onderwijsassistent inschakelen voor extra (individuele) ondersteuning. Wanneer sprake is van een ernstige achterstand zal de hulp van de logopediste ingeroepen worden om de zogenaamde voorschotbenadering uit te voeren.
In groep 3 is het onderwijs vooral gericht op het (methodisch) leren lezen en schrijven. Na toetsing zal de leerkracht bepalen welke extra hulp voor welk kind nodig is. Wanneer extra hulp buiten de groep nodig is zal dit overlegd worden met de interne begeleider en wordt u als ouders of verzorgers op de hoogte gebracht van deze hulp.   
  
    2.3    Vaststelling van didactische resistentie
Om dyslexie te kunnen vaststellen is het nodig te constateren dat de geïntensiveerde hulp niet dat effect heeft, dat je mag verwachten. De hardnekkigheid van lees- en spellingproblemen moet blijken uit achterstand en didactische resistentie.
 
Er wordt van een significante achterstand gesproken als een leerling op lezen (woordniveau) en spelling een niveau behaalt dat niet past bij zijn leeftijd en omstandigheden. In de meeste gevallen zijn dit de kinderen met een score op E-niveau op de toetsen DMT en/of cito Spelling/PI-dictee. Een leerling met een enkele keer een score op D-niveau (woordenleestoets) kan ook zeker dyslectisch zijn. In het kader van de vergoedingsregeling dyslexie wordt echter alleen diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie vergoed. Zie hiervoor hoofdstuk 3 'Vergoedingsregeling'.
 
Didactische resistentie kan pas worden vastgesteld als voldaan wordt aan onderstaande criteria:
- informatie over de inhoud, frequentie en duur van de extra hulp staat in een gedetailleerd handelingsplan.
- De interventies worden geëvalueerd aan de hand van gestandaardiseerde toetsen en observaties over lees- en spellingstrategieën.
- De leerling heeft gedurende een half jaar, ten minste 60 minuten per week specifieke interventie genoten.
 
Wanneer de aanpak op school onvoldoende leidt tot verbetering van de lees-/spellingprestaties van de leerling, wordt gesproken van didactische resistentie.
In de praktijk komt het er op neer dat de groep3-leerlingen n.a.v. de herfstsignalering extra leeshulp ontvangen. Bij de eerste methodeonafhankelijke meting zullen de kinderen die de laagste score behalen op twee momenten per week extra hulp buiten de groep krijgen. Wanneer bij de tweede en derde meting blijkt dat de leerling nog steeds een Cito E-score haalt op de leeswoordentoets (DMT), hebben we daarmee de didactische resistentie vastgesteld.
Dat betekent dat deze officieuze vaststelling niet eerder kan plaatsvinden dan halverwege groep 4.
   
2.4 Overleg met leerkracht, IB-er, evt. extern deskundige en ouders
 
Wanneer er sprake is van een hardnekkig leesprobleem waarbij alles wijst op een leesstoornis zal de leerkracht samen met de  interne begeleider de feitelijke toetsgegevens en de hulpplannen bespreken en eventueel ter beoordeling voorleggen aan de expert van de schoolbegeleidingsdienst. Er wordt een gesprek gepland met de ouders van deze leerling om een plan van aanpak te bespreken. Het kan zijn dat alles wijst op ernstige, enkelvoudige dyslexie. Dan zal gekeken worden of deze leerling in aanmerking komt voor de vergoedingsregeling. Zie hiervoor hoofdstuk 4 van dit protocol. Is er geen mogelijkheid dat de leerling in aanmerking komt voor de vergoedingsregeling, dan wordt er met de ouders besproken op welke manier hun kind verder zal worden begeleid op school. Deze leerlingen blijven we als school nauwgezet volgen. Per toetsmoment wordt bekeken of de begeleiding al of geen aanpassingen behoeft en wordt dit steeds besproken met de ouders. Het kan zijn dat de leerling wat later in zijn schoolloopbaan wel in aanmerking komt voor de vergoedingsregeling. Leerlingen bij wie dat niet het geval is, maar waar sterk aan dyslexie wordt gedacht, kunnen in groep 8 een officieel (groeps)onderzoek krijgen, zodat de leerlingen met een dyslexieverklaring onze school verlaten en bij aanvang in het VO gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die deze verklaring biedt. Voor beide groepen leerlingen geldt dat er afspraken gemaakt worden over compensatie- en dispensatiemiddelen.
 
 
    2.5    Verdere begeleiding en coaching
De dyslectische leerling krijgt een document waarop aangegeven staat welke belemmeringen er bij de leerling verwacht worden op grond van de lees- en/of spellingproblematiek. Ook wordt daarop aangegeven welke aanpassingen voor de betreffende leerling gemaakt kunnen worden en welke hulp gewenst is. Elke dyslectische leerling is anders en heeft specifieke wensen en mogelijkheden. Dit document wordt opgesteld in samenspraak met de leerkracht, IB-er en schoolbegeleider en krijgt een plaats in Parnassys. Dit document gaat met de leerling mee gedurende zijn schoolloopbaan, zodat elke leerkracht vanaf het begin van een nieuw cursusjaar weet welke afspraken er zijn gemaakt. Dit document kan ook gemaakt worden voor leerlingen bij wie de officiële diagnose dyslexie nog niet is gesteld, maar bij wie wel sprake is van ernstige lees- en spellingproblemen.
 
In dit document wordt concreet duidelijkheid gegeven over het al dan niet:
  • vergroot aanbieden van leesteksten
  • voorlezen van langere leesteksten bij toetsen
  • meerekenen van spellingfouten uit andere categorieën dan waar op dat moment naar getoetst wordt
  • minimaliseren van de hoeveelheid opdrachten
  • mondeling afnemen van repetities
 
Bij de begeleiding van de leerling wordt er ingezet op het behalen van een zo hoog mogelijk AVI-niveau. De leerling blijft ook in de hogere groepen extra instructie krijgen op het gebied van lezen en/of spellen. Het blijven trainen van technische vaardigheden op het gebied van lezen is van essentieel belang om er voor te zorgen dat het niveau van de leerling niet terug zakt en er problemen ontstaan, of bestaande problemen zich vergroten, bij ander vakken als begrijpend lezen of rekenen. Het doel is dat de leerling zo vlot en nauwkeurig mogelijk leert lezen als voorwaarde voor het ontwikkelen op andere onderwijsgebieden. In de groep houdt dit in dat de leerkracht van de dyslectische leerling ten alle tijden rekening houdt met de (on)mogelijkheden van de leerling. Daarnaast wordt er binnen (en zo nodig) buiten de groep gezocht naar mogelijkheden om de leerling zoveel mogelijk te ondersteunen bij technische vaardigheden en hem zoveel mogelijk 'leeskilometers' te laten maken.
 
Daarnaast is de zorg aan de dyslectische leerling erop gericht dat deze leerling leert omgaan met zijn lees- en/of spellingproblematiek. Dyslexie is een stoornis die niet met oefenen overgaat. De leerling zal dus moeten leren waar zijn (on)mogelijkheden liggen op het gebied van lezen en/of spellen. Het is de taak van de leerkracht om, in overleg met de IBer en RT-er, de leerling bepaalde strategieën aan te leren om zich te kunnen redden binnen het talige onderwijsaanbod. Er zal gekeken worden welke middelen de leerling kan gebruiken om zo min mogelijk hinder van zijn dyslexie te ondervinden. De coaching van dyslectische leerlingen richt zich erop dat de leerling middelen en strategieën efficiënt en doelgericht weet in te zetten.
 
  1. Vergoedingsregeling
 
Sinds 1 januari 2009 is de vergoedingsregeling dyslexie van kracht. Dat betekent dat de vergoeding (en behandeling) van enkelvoudige, ernstige dyslexie vergoed wordt. Sinds 1 januari 2015 loopt de vergoeding via de gemeente waar het kind woont.
 
De leerlingen die in aanmerking komen voor deze regeling vallen onder de criteria die worden omschreven in het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (Blomert, 2006) dat is geschreven voor de zorg.
Concreet betekent het dat leerlingen met een E-score op lezen en leerlingen met een lage D-score op lezen en een E-score op spellen - mits vastgesteld op minimaal drie opeenvolgende meetmomenten en na aanbod van extra begeleiding - doorgestuurd kunnen worden naar de zorg.
Leerlingen met alleen een spellingprobleem komen niet in aanmerking voor deze regeling. Bovendien moet er sprake zijn van ernstige en enkelvoudige dyslexie. De school moet de ernst van de dyslexie onderbouwen (achterstand op drie opeenvolgende meetmomenten, ondanks intensieve hulp: twee achtereenvolgende interventieperioden van elk minimaal twaalf effectieve weken) en de diagnosticus stelt vervolgens vast of er bij de leerling geen sprake is van andere gediagnosticeerde (leer)stoornissen.
 
Als leerlingen in aanmerking komen voor deze vergoedingsregeling, dan zullen de leerkracht en de intern begeleider samen het leerlingdossier in orde maken. Met de ouders is reeds besproken hoe de begeleiding heeft plaatsgevonden en welk effect dit heeft gehad. Als de leerling voldoet aan de gestelde criteria, dan kunnen ouders hun kind aanmelden bij het Sociaal Team van de gemeente waar het kind woont en bij Driestar Educatief. Deze dienst werkt met ons samen en verzorgt behandeling bij ons op school.
Na de aanmelding, krijgen zowel ouders als school het verzoek om gegevens aanleveren, waarna het onderzoek kan starten. Als de diagnose van ernstige, enkelvoudige dyslexie kan worden gesteld, dan komt de leerling ook in aanmerking voor behandeling. De beschikking die recht geeft op behandeling wordt via het Sociaal Team afgegeven en is 1 jaar geldig. De behandeling vindt vaak onder schooltijd plaats. De leerling krijgt hiervoor huiswerk mee. Ook op school kan er gezocht worden naar manieren om hier aandacht aan te besteden. Gedurende de behandeling wordt de leerling bij de behandelaar getest en gevolgd. Toets gegevens worden aan school doorgestuurd, op school wordt er in die periode niet ook getoetst bij de leerling.   
 
Het kan ook zijn dat de leerling niet de diagnose van ernstige, enkelvoudige dyslexie krijgt. Daarmee krijgt de leerling ook de behandeling niet vergoed. In overleg met de ouders wordt gezocht hoe deze leerling op school het best begeleid en gevolgd kan worden. Leerlingen kunnen eenmalig worden aangemeld voor onderzoek dat door de gemeente bekostigd wordt. Indien ouders later nogmaals een aanvraag doen bij het Sociaal Team, zullen de kosten hiervan voor eigen rekening zijn.
 
 
 
 
Tenslotte
Dit protocol geeft het beleid weer zoals intern is afgesproken in het voorjaar van 2012. Indien nodig zullen we, bijvoorbeeld op basis van voortschrijdend inzicht bij experts, dit beleidsdocument aanpassen of uitbreiden. We houden u via de maandinfo of een speciaal bulletin, dan wel een ouderavond op de hoogte.